Waar komt de naam Benthuizen vandaan?
“Ben ’t huizen of ben’ t hutten?” Volgens veel mensen is deze vraag de oorsprong van de plaatsnaam Benthuizen. Het is waar dat in sommige eeuwen de inwoners armzalige onderkomens hadden, die in de ogen van stedelingen meer op hutten dan op huizen leken. Toch is dit niet de herkomst van de naam Benthuizen. Die benaming kent een veel rijkere historie.
De plaatsnaam Benthuizen heeft een oude geschiedenis. De naam is afgeleid van de samenvoeging van “Bent" en "huizen". "Bent" verwijst naar een soort gras of moerasplanten die in de omgeving groeiden, terwijl "huizen" duidt op een nederzetting of woonplaats. Oorspronkelijk was Benthuizen dus een nederzetting die zich bevond in een gebied met veel moeras of bentgrasland. Van dat moeras is nu niet veel meer terug te zien. Hoewel? In de ondergrond is nog steeds veen aanwezig waar de zwaardere bestrating, veelal liggend op een zandpakket, soms doorheen zakt.
Oude documenten
Wanneer Benthuizen ontstaan is, valt niet nauwkeurig vast te stellen. Wel weten we uit de geschiedenis dat er in deze omgeving in het jaar 1000 begonnen werd met het ontginnen van de uitgestrekte veengebieden. Hier en daar ontstonden samenlevingskernen, zoals rond Hazerswoude en Zoetermeer. In ieder geval hebben we schriftelijk bewijs dat Benthuizen in 1281 al bestond. In dat jaar namelijk, verkreeg Dirk van Teylingen een groot gebied “te leen” van Floris V, graaf van Holland. Het leengebied omvatte o.a. Haeswaerdwoude en Benthusen.
De graven van Holland hadden beschikkingsrecht over de “wildernis”, zoals niet-ontgonnen gebieden werden genoemd. En zo gebeurde het dat Floris V (inderdaad de beroemde “der keerlen God”) deze stukken wildernis te leen gaf aan zijn leenmannen.
Van Teylingen moest er 1400 ponden voor betalen! Maar daar stond tegenover dat Dirk van Teylingen bijna alle rechten kreeg die een eigenaar ook had. Hij mocht functionarissen, zoals bijvoorbeeld de schout aanstellen (die hem daarvoor betaalde) en ook belastingen heffen.
Bij ontginnen werden eerst greppels en sloten gegraven zodat het water kon afvloeien naar een van de veenriviertjes. Daardoor werd de waterstand verlaagd. Daarna begon men met het toegankelijk maken van het gebied via vaarten en wegen en het kappen van de bossen. De ontgonnen kavels werden gebruikt voor akkerbouw, het houden van vee en voor het steken van turf. Lang heeft Van Teylingen niet genoten van zijn wildernis. Hij overleed 7 jaar later, zodat in 1287 het gebied weer terug kwam bij graaf Floris, die het daarna opnieuw in leen kon uitgeven.
Ambachtsheerlijkheid
Benthuizen was een ambachtsheerlijkheid, evenals (de) Benthorn en (de) Hoogeveen. Die twee stukken land grensden aan Benthuizen en kwamen in de 19e eeuw onder Benthuizer bestuur. De naam (de)Hoogeveen vind je terug in het gebied buiten het dorp richting Boskoop/Hazerswoude. Op een oude kaart uit 1614 is in Hoogeveen een galgenveld te zien. In Hoogeveen mocht de doodstraf worden opgelegd. De straf werd waarschijnlijk in de dorpskern van Benthuizen voltrokken, maar het was gebruikelijk vervolgens de terechtgestelden als afschrikking tentoon te stellen op een galgenveld.
Het Bentwoud beslaat nu het gebied van de vroegere Benthorn.
Rotterdam
Zo’n ambacht, ook wel dorp genoemd, was vaak het bezit van een privaat persoon. Rond 1400 was Jan van Heemstede ambachtsheer van het gebied. Deze heer van Benthuizen benoemde de schout, de schoolmeester en had het nodige te zeggen bij de benoeming van de pastoor en, na de Reformatie, van de predikant. Bijna 300 jaar later werd de stad Rotterdam eigenaar van het ambacht Benthuizen. Rotterdam was sterk betrokken bij de vele droogmakingen van de stad en heeft er in belangrijke mate voor gezorgd dat er tussen de Oude Rijn en Hollandse IJssel geen grote binnenzee zou ontstaan.
Turf en de droogmaking
In het wapen van Benthuizen staan negen turven. Dat is niet voor niets. De turfwinning was in de 17e eeuw een rijke bron van inkomsten. De Hollandse steden hadden een grote behoefte aan brandstof, zodat de afzet van turf geen enkel probleem opleverde. In het begin werd het veen afgestoken tot het grondwaterpeil. Later ging men over tot slagturven, waarbij het veen tot de zeekleilaag werd uitgebaggerd. Hoogeveen en Benthorn veranderden hierdoor in een uitgestrekte waterplas. De dorpskern in Benthuizen bleef gespaard, maar tot de droogmaking in 1759 was het voor de dorpsbewoners een zware tijd. In die tijd was er waarschijnlijk ook in Benthorn en Hoogeveen geen bewoning meer mogelijk. En dat terwijl er in Benthuizen nog maar 32 huizen bewoond waren, die waarschijnlijk meer op hutten leken.
Gelukkig ging het na de droogmaking weer de goede kant op met Benthuizen. Door de droogmaking bleek de grond enorm verbeterd. Dat zorgde voor een betere welstand in het dorp en de bouw van een aantal boerderijen.
Halverwege de negentiende eeuw werden de toen zelfstandige gemeenten Benthorn en Hoogeveen samengevoegd met Benthuizen. Bentgrasland (=moeras) is niet meer te vinden, Benthuizen wel, evenals het Bentwoud en anno 2025 de nieuwe wijk Bentwijck.