Historie van de Boskoopse aardbeienteelt en waarom werd er op de kinkhoorn geblazen?
De teelt van bomen en heesters was meer dan 500 jaar de belangrijkste bron van inkomsten in Boskoop. Tot de 20e eeuw had de fruitboomteelt daar een belangrijk aandeel in. Die fruitbomen, met als bekendste soort de appel Schone van Boskoop, werden geteeld voor de verkoop van de bomen. Dat er in combinatie met die boomteelt ook aardbeien als vrucht werden geteeld, is minder bekend. Evenals het feit dat die teelt aan het einde van de 19e eeuw tot een einde kwam. De redactie van Beleef het Erfgoed dook daarom in de historie van de aardbeienteelt in Boskoop.
Aardbeien als onderteelt op de enttuin
De jonge bomen stonden gedurende jaren op de zogenaamde enttuin en de kwekers plantten de fruitbomen daar op een ruime regelafstand. De ruimte tussen de regels benutten de kwekers door aardbeien aan te planten als onderteelt. Daarbij gingen het om de aardbeien zelf, voor de handel. Tot de 20e eeuw was die handel een belangrijke bron van inkomsten, die in de 18e eeuw de inkomsten uit de teelt van fruitbomen zelfs overtrof. Zo werd de aardbeienteelt een volledig op zichzelf staand onderdeel van het kwekersbedrijf. Het zogenaamde ‘opleggen’ van de aardbeien in de potjes was een secuur werk dat vooral door vrouwen en kinderen werd gedaan.
De oprichting van de Aardbeziëncompagnie
De teelt was op een bepaald moment zo belangrijk dat er behoefte kwam aan een coöperatieve vereniging voor de verkoop. De Aardbeziëncompagnie werd opgericht, wellicht de eerste verkooporganisatie op tuinbouwgebied. De handel van aardbeien richtte zich grotendeels op markten in steden als Amsterdam, Leiden, Gouda, Rotterdam en Den Haag. In het Nederland van de 18e en 19e eeuw was de scheepvaart de belangrijkste vorm van transport. Het waren dan ook de beurt- en trekvaartschippers die ervoor zorgden dat de Boskoopse aardbeien op de markten kwamen.
De bijzondere aardbeienpotjes
De aardbeien werden verhandeld in speciale aardbeienpotjes, aardenwerk potjes met een oor. (zie afbeelding) De potjes werden niet mee verkocht, maar dienden als emballage die terugging naar de kweker. De potjes werden in precies op maat gemaakte aardbeienbakken geplaatst. Zo was de kans op schade aan het zachte fruit zo klein mogelijk.
De rol van de hoofdman en de kinkhoorn
Voor de Aardbeziëncompagnie was Boskoop verdeeld is 4 kwadranten met elk een eigen hoofdman. De hoofdman nam de bakken met aardbeien in ontvangst, vervoerde ze met zijn trekschuit naar de steden en zorgde voor de verkoop. Zoals dat in die tijd ook gebruikelijk was bij de posthoorn van de postkoets, blies de hoofdman bij aankomst of vertrek van zijn schuit op een hoorn: de z.g. kinkhoorn. In de scheepvaart was het niet ongebruikelijk hiervoor een reuzenschelp te gebruiken. Als de kinkhoorn klonk, wisten de kwekers dat de schuit aangemeerd lag en probeerden ze zo snel mogelijk hun koopwaar aan de hoofdman te leveren. Bij het aanleveren kreeg elke zending een nummer. Meestal leverde een eerder nummer een betere prijs op. De kinkhoorn zou zeker twee eeuwen te horen zijn rond de Gouwe, eeuwen waarin de aardbeienteelt een meer dan welkome aanvulling was op het soms karige inkomen van Boskoopse kwekers.
Het einde van de aardbeienteelt in Boskoop
Daaraan kwam aan het slot van de 19e eeuw een einde. Het accent was bij de boomteelt komen te liggen op sierteelt en fruitbomen werden nog maar nauwelijks geteeld. In 1899 werden de laatste potten met aardbeien naar Rotterdam vervoerd. Op 25 januari 1904 werd de Aardbeziëncompagnie opgeheven en daarmee kwam een eind aan een bijzondere teelt. Nog jaren nadat deze cultuur verdwenen was, kwamen gasten bij het vermaarde hotel Klaassen aan de Dorpsstraat in Boskoop samen om onder het vertellen van nostalgische verhalen te genieten van de aardbeien.