De bijna verdwenen asschuur van Aarlanderveen
Een paar scheefgezakte muurtjes op een stukje land, grenzend aan de polder. ’s Zomers bijna onzichtbaar door het opschietende gras en bomen en struiken. De meeste voorbijgangers hebben geen idee dat die de restanten van een paar oude muren daar op de hoek van het Aarlanderveense Zuideinde en de Ziende de restanten van iets heel bijzonders zijn.
As als mest
Zo’n twee eeuwen geleden stonden ze in elke stad en in elk dorp: de asschuur. Ze dienden als opslagplaats voor de haardas. De dorpelingen stookten voor de verwarming van hun huizen en voor het bereiden van voedsel in hoofdzaak turf. Rond 1750 bleek dat de as uit de haarden en kachels uitermate geschikt was als mest. De as werd daarvoor gecomposteerd door het te mengen met ander afval . De as kon ook worden gebruikt als grondstof voor bijvoorbeeld zeep of glas. Handelaren kregen belangstelling voor de haardas.
Voorbeeld van een asschuur rond 1790
As van turf en as van steenkool
As werd dus geld waard, maar het was uiteraard aan de handelaren het te verkopen als het in grote hoeveelheden tegelijk kon worden aangeboden. Een handelaar ging immers niet langs de huizen van de dorpelingen om met enige regelmaat hun verzamelde as op te halen. De dorpsbesturen besloten daarom om de haardas bij de dorpelingen te laten ophalen en de as daarna op een centrale plek op te slaan. De asschuur was daarmee een feit. Het waren vaak in steen opgetrokken gebouwen, maar ze bestonden soms ook uit een houten schuur die op een stenen muur van ongeveer een meter hoog was geplaatst. De as kon dan daarvandaan worden verkocht aan de handelaar. Het ophalen van het as gebeurde door de as-ophaler die met een wagen bij de dorpelingen langskwam. De opbrengst van de as kwam in elk dorp ten goede aan de armbesturen. Hoe meer de rijkere dorpelingen stookten, hoe meer geld beschikbaar kwam voor de armen.
De asophaler / aschman
Asschuren in de dorpen van Alphen
Ook in de dorpen van Alphen aan den Rijn stonden dergelijke schuren, soms zelfs twee in een dorp. In de meeste gevallen waren ze gebouwd op enige afstand van de bebouwde kom, maar wel vaak op een locatie aan het water zodat de as per schip kon worden vervoerd naar de uiteindelijke bestemming. Helemaal aan de gemeentegrens met Zwammerdam, bij de Vinkebuurt, stond een asschuur van de gemeente Alphen en in de Ridderbuurt stond die van Oudshoorn en de Koudekerkse asschuur stond in de Hoogewaardse polder aan den Rijn.
Vanaf ongeveer 1870 daalde de vraag naar haardas. Bovendien werd turf als brandstof vervangen door steenkolen. De as van steenkolen was verontreinigd met sintels en niet bruikbaar als meststof voor de landbouw en zo kwam een einde aan de asschuur.
Van asschuur tot opslag
In de Alphense dorpen werden de asschuren vanaf die tijd niet meer gebruikt voor de opslag van haardas, maar voor de opslag van allerlei ander afval en werden het een soort vuilnisbelten. De bergen vuilnis werden geregeld per opbod verkocht.
In plaats van haardas werden vanaf ongeveer 1875 andere soorten afval opgeslagen in de asschuur. De asschuur aan de Hazerswoudse Groenendijk werd in 1889 verhuurd aan steenfabrikant Meurs voor de berging van poreuze steen. Meurs moest dan eerst wel zelf de as weghalen die er nog lag. Een gedeelte van de Boskoopse asschuur werd in 1893 zelfs ingericht tot ziekenhuis.
Uiteindelijk werden de schuren allemaal afgebroken. Alleen de muurrestanten van de Aarlanderveense asschuur bleven staan. Waarschijnlijk per ongeluk, omdat de sloper alleen in de houten opbouw interesse had. De laatste resten van een bijzonder verleden zijn nog steeds zichtbaar in Aarlanderveen.