Ko Katsman is fervent vogelaar en een van de oprichters van de Vogelwerkgroep Koudekerk/Hazerswoude. Hij groeide op in Wolphaartsdijk, een plaatsje aan het Veerse Meer, in de buurt van Goes. “Ik was een ventje van een jaar of acht en weet nog dat m’n vader mij meenam naar de schorren langs de toenmalige Zandkreek. In het voorjaar zag je daar enorme meeuwenkolonies. Je moest echt oppassen dat je niet op de nesten trapte. Ik weet nog dat dat enorm veel indruk om me maakte.”
“In die tijd rookte iedereen nog. Met rizla-vloei kon je vogelplaatjes sparen. Wat mij betreft konden m’n vader, opa en oom niet genoeg roken, want dat betekende steeds meer plaatjes die ik in een album plakte. Ik ken de volgorde van de eerste tien plaatjes nog altijd uit m’n hoofd. Ik vond het reuze interessant en kreeg voor Sinterklaas een gidsje met de titel ‘Wat vliegt daar’. En zo is het begonnen.”
“Toen we in Koudekerk kwamen wonen, trof ik een collega die ook vogelde. We trokken er samen op uit. Bijvoorbeeld naar de Flevopolders. In 1980 hebben we, met nog een paar anderen, de vogelwerkgroep opgericht. Vijf man met dezelfde interesse. We zagen toen al dat de stand van de weidevogels terugliep. Dus wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Alleen is het nu wel veertig jaar later.”
“Vanuit de vogelwerkgroep organiseren we diverse activiteiten. Landschapsbeheer is er daar één van. Langs de Kruiskade, bij het Spookverlaat onderhouden we de kade. Wilgen knotten, bramen verwijderen, bospaden maaien. En we inventariseren de broedvogels in het gebied. Allemaal in overleg met Staatbosbeheer.”
“Zo is er ook een uilenwerkgroep, die nestkasten voor uilen ophangt. Vooral de kerkuil is erg in opkomst. Maar de steenuil is zo goed als verdwenen. Bij deze werkgroep ben ik zelf betrokken. Een andere groep organiseert excursies voor leden en niet-leden naar plekken waar je vogels kunt observeren. In de directe omgeving naar de Wilck of het Zegerslootgebied, bijvoorbeeld. Maar ook naar het buitenland. Van Engeland tot Griekenland en alle landen daartussen.”
“Van half september tot en met april doen we mee aan de wintertellingen. Je telt dan de vogels in de polder. De resultaten gaan naar Sovon Vogelonderzoek Nederland. Op basis van die gegevens wordt er weer nieuw beleid gemaakt.”
“Daarnaast ontwikkelen we ook een vogelcursus, die uit zes avonden en zes excursies bestaat. Daar is ontzettend veel belangstelling voor. Zo’n avond begint bijvoorbeeld met een introductie over wat een goede verrekijker of een goede vogelgids is. Daarna gaat het over de vogeltrek in de herfst, bijvoorbeeld. Wanneer vogels van het noorden naar het zuiden trekken. Waarom doen ze dat, welke soorten kan je tegenkomen en welke verschillende soorten trek kan je onderscheiden? En we maken een excursie naar een gebied waar je als het goed is veel vogeltrek kan waarnemen. Maar dat weet je natuurlijk nooit zeker. Het blijven vogels. Maar dit jaar hadden we erg veel geluk. We zijn naar de Wassenaarse Slag geweest en daar zagen we volop vogeltrek.”
“Zo organiseren we ook nog een avond over wintergasten. Over welke vogels er bij ons overwinteren. En ook daar zit dan weer een excursie in de omgeving aan vast. Om mensen te leren vogels op hun geluid te herkennen, verzorgen we zangvogelavonden. Of een avond over roofvogels en uilen. Het klinkt ontzettend uitgebreid. Maar we kunnen met gemak nóg tien avonden vullen.”
“Wat ik het leukste vind aan die cursus zijn de reacties van mensen die er zelf op uit trekken. Op de laatste cursusavond hoorde ik dat mensen zelf naar de Wilck waren gegaan. Het is mooi dat mensen zelf op stap gaan om vogels te ontdekken. Dat is natuurlijk de bedoeling van onze cursus. Maar als het dan ook daadwerkelijk gebeurt, is dat wel extra leuk!”
Kijk op www.vogelsrijnwoude.nl voor meer informatie.